De beelden van Gareth Morgan
In zijn boek Images of Organization (Sage Publications 1986; Ned.vert. Scriptum Management) gebruikt Gareth Morgan metaforen om naar organisaties te kijken. Hieronder vindt u een korte bespreking van de metaforen. Zeker interessant is om ook te kijken bij: http://www.imaginiz.com (Gareth Morgan, Imaginization)
Het achterliggende idee is dat van "imaginisatie" dat grote overeenkomst vertoond met wat Jung "actieve imaginisatie" noemde.
The image is an essential poem at the heart of things.
Het beeld is de (onbewuste?!) drijfveer achter onze manier van organiseren. Als we met dit beeld in contact kunnen komen, kunnen we kiezen voor verandering of verbetering.
Het bewuste gebruik van beelden maakt de analyse en het ontwerp van abstracte dingen zoals organisaties gemakkelijker. Daarnaast kan het achterliggende, impliciete, onbewuste beelden naar de voorgrond brengen. Dit kan een duidelijke indruk geven van de consequenties van een bepaald organisatiemodel.
De auteur verwoordt de verschillende perspectieven waarin hij de organisatie plaatst in termen van machines, organismen, hersenen, een geestelijke gevangenis. In de volgorde valt ook een historische ontwikkeling (bewustwording) te herkennen.
Deze werkwijze kiest hij omdat zoals hij zegt: ...'A way of seeing is always a way of not seeing' ; de zaklamp die in het donker schijnt belicht slechts een deel van het geheel, als wij iets zien dan is er veel meer dat wij niet zien.. Bij de behandeling bespreekt Morgan alle stromingen, theorieën en concepten, die sinds de opkomst van de organisatiekunde zijn ontwikkeld. Tevens maakt hij uitstapjes naar andere disciplines, zoals de sociologie, cybernetica, filosofie, biologie en psychologie. Ook komen andere culturen aan de orde, zoals de Griekse en Chinese oudheid en de Japanse culturele tradities. Voorts gaat hij alle sterke en zwakke punten na, die hij aan elke metafoor kan onderscheiden.
Als we de mate waarin de verschillende metaforen ons kunnen helpen de aard van de situatie te begrijpen, trachten te beoordelen, ontvouwt zich een diagnose. Ze is niet diagnostisch in medische zin, omdat zij zou pogen de ziekte vast te stellen (of, in het geval van organisaties, de problemen) maar in de oude Griekse betekenis, omdat zij poogt de aard van de situatie te onderkennen. De beelden die de diverse metaforen oproepen zijn geïdealiseerde referentie-punten waarmee de situatie bij een organisatie belicht. Iedere metafoor werpt een groot aantal vragen op over de aard van de organisatie. De antwoorden op deze vragen vormen de 'invulling' van de diagnostische lezing. Hoe groter onze ervaring met dit diagnostisch proces is, des te meer neemt onze vaardigheid daarin toe. Als we meer vertrouwd raken met de beelden, en als we leren hoe een bepaald beeld leidt tot een manier van denken over het onderwerp van ons onderzoek, krijgen we daarin een natuurlijke vaardigheid.
Het proces van kritische evaluatie vereist dat we met elkaar strijdige verklaringen onderzoeken en komen tot een oordeel dat voor iedere situatie geldt. Vergelijk het integrale model uit hoofdstuk 4. We moeten niet proberen de feiten van de situatie aan te passen aan een bepaald theoretisch plan zoals meestal bij organisatieanalyse. De door Morgan ontwikkelde methode houdt rekening met de complexiteit van de situatie door de ene interpretatie tegen de andere uit te spelen en, zonodig, een keuze te maken. Alweer in tegenstelling tot veel traditionele benaderingen berust het proces niet op van het aantonen van afzonderlijke problemen en het vinden van een pasklare oplossing. Het is eerder een open methode van onderzoek die er rekening mee houdt dat er probleemdefinities en oplossingen te voorschijn komen uit de lezingen waarop de analyse stoelt.
De beelden achter het organiseren die Morgan uitwerkt zijn organisaties als:
.machines;
.organismen;
.hersenen;
.culturen;
.politieke systemen;
.geestelijke gevangenissen;
.proces van verandering en beweging;
.middel om te domineren.
Vier metaforen springen in het oog, omdat ze de verandering naar het informatietijdperk duidelijk in beeld brengen. De mechanistische metafoor is nuttig bij het ontdekken van opkomende bureaucratische kenmerken, zelfs al staat de organisatie ver van een officiële bureaucratie. Daarnaast is het de meest dominante vorm van organiseren in de 19e en 20ste eeuw. De organische metafoor brengt ons tot een voorlopig oordeel over de juistheid van veranderingen van organisaties, rekening houdend met de aard van hun omgeving en de cruciale functies die zij moeten vervullen om te overleven. Daarnaast zien we dat de behoeften van mensen aandacht krijgen. De holografische (brein) metafoor onderstreept het belang van organisatiekenmerken die belangrijk zijn om haar vitaliteit en vernieuwingsdrang te ondersteunen, ook al is de organisatie niet bewust geconstrueerd volgens holografische principes. De cultuurmetafoor benadrukt dat de belangrijkste waarden van de onderneming veranderen. De geestelijke gevangenis laat zien hoe vrij de organisatie is en brengt ons bij de wijze waarop met angsten wordt omgegaan (verdringing etc.)
Als we organiseren vanuit het beeld van machine
De machinemetafoor leidt tot een mechanistische aanpak: onderdelen zijn onmisbaar voor een efficiënt verloop van processen. Hier ligt de nadruk op efficiency.
Een machine bestaat uit een verzameling van moeren, bouten, draden, enz. De machine is in elkaar gezet, ligt vrij vast en kan zich moeilijk aanpassen aan zijn omgeving. De organisatie komt dus in de problemen als de omgeving sterk verandert. De machine kan daar niet of nauwelijks op reageren. De machine wordt dan overbodig. Voor de steenkolenmijnen in Limburg was de gasvondst (externe factor) de doodklap. Voor de Nederlandse textielindustrie betekende de opkomst van de textielindustrie in de ontwikkelingslanden het einde.
De machinemetafoor is te gebruiken voor organisaties met routine-arbeid in een stabiele omgeving. Ingebakken problemen zijn de mens zelf en de omgeving. De mens omdat het saaie karakter van het werk hem gaat tegenstaan met als gevolg veel werkverloop, een hoog ziekteverzuim en dergelijke. De omgeving, omdat die kan veranderen, waardoor de machine veroudert.
Als we organiseren vanuit het beeld van organisme
De organische metafoor geeft aan hoe we de organisatie zo kunnen ontwerpen dat wordt tegemoet gekomen aan de eisen van de omgeving en de behoeften van de organisatie. Organisch betekent het moet passen in de omgeving. De eisen van de markt en de behoeften van de mensen in de organisatie komen hier aan de orde. De nadruk ligt op effectiviteit in samenhang met efficiency.
Zoals bij planten en dieren worden organisatie geboren, groeien, floreren, gaan achteruit en sterven. De teruggang van een levend wezen treedt op indien het zich niet meer kan aanpas-sen aan de veranderende omstandigheden. De leefwereld is het systeem waarbinnen het wezen functioneert: het aantal leeuwen (generalisten want ze eten alles) dat binnen een bepaald gebied kan leven is veel groter dan jachtluipaarden (een specialist, zoekt de Thompson gazelle). De verhouding is 40 op 3. Ook organisaties behoren zo ingericht te zijn dat ze zich kunnen handhaven. Verandert de omgeving dan moeten ze zich aanpassen anders sterven ze uit. Wisselt de omgeving zeer snel dan hangen leden en organisaties als los zand aan elkaar. Men krijgt snelle aanpassingen en organische levenscyclusprocessen.
Met deze metafoor wordt de organisatie gezien als element van een complex ecosysteem. Organisatie en omgeving zijn niet los van elkaar te zien. Om met de complexe realiteit om te gaan kan gekozen worden voor samenwerking in netwerken, joint ventures en fusies. De fitting overleven. Daarnaast heeft deze metafoor aandacht voor de omgang met de behoeften van de werknemers. De ontwikkeling loopt dat ook parallel met de opkomst van humanis-tische psychologie.
Als we organiseren vanuit het beeld van brein
De hersenmetafoor wijst ons de weg naar een organisatie waarin leerprocessen, informatie-verwerking en innovatie tot hun recht komen. Vrijheid in gebondenheid. Alle delen hebben de kennis en vaardigheid van het grote geheel. In elk hersendeel zitten alle erfelijke eigenschappen min of meer opgeslagen, evenals de geleerde kennis. Wanneer een deel van de hersenen wegvalt neemt een ander deel over. De hersenen als totaal kunnen het afzonderlijke handelen van de deeltjes coördineren en aanpassen aan veranderende omstandigheden. Hersenen hebben dus een denkvermogen. Denken wij aan organisaties alsof het hersenen zijn, dan hebben wij organisaties die kunnen leren en zelf organiseren op de wijze zoals hersenen dat doen (leren leren). Het afzonderlijke streven van organisatie-onderdelen wordt in toom gehouden door commandolijnen (soort hersenen). Guerilla-bewegingen (zoals de IRA) organiseren zich graag volgens dit holografische celprincipe.
Om goed te functioneren zijn twee dingen vereist:
Informatieverwerkende systemen. Alle informatie moet overal en altijd beschikbaar zijn. Dit kan sinds de microprocessor. Arbeid is ook daardoor niet meer plaatsgebonden.
De organisatie moet een lerend systeem zijn, waarin een cybernetische methode van werken gekoppeld wordt aan generale informatiesystemen. Tussen de delen van de organisatie worden allerlei verbindingen (connecties, patronen) gemaakt die de openheid versterken en de organisatie als geheel generaliseren (ondanks het eventuele specifieke karakter van een onderdeel). Een open houding houdt in dat fouten niet worden verdoezeld. Fouten worden gebruikt om ervan te leren. De schuldvraag wordt vervangen door de leer-vraag. De leervraag is dan een sturingsinstrument: Welke fouten hebben we ontdekt en hoe kunnen we dat in de toekomst voorkomen ?
Een belangrijk deel van deze metafoor is gebaseerd op de cybemetica: de leer van de kunstmatige intelligentie met het principe van continue feedback. Deze leer leidt tot theorieën over communicatie en leren gebaseerd op 4 principes en wel: systemen moeten
1. het vermogen hebben om signalen uit de omge-ving op te pakken (monitor);
2. deze informatie kunnen toetsen aan het systeemgedrag, de norm;
3. afwijking van de norm kunnen detecteren;
4. in staat zijn correcties te ondememen als afwijkingen worden gedetecteerd.
Er is dus een continu proces van interactie systeem <> omgeving. Zelfregulerend volgens een double loop principe.
Men onderscheidt single en double loop learning. Bij single loop learning brengt de organisatie verbe-teringen tot stand binnen het model dat kenmerkend is voor de bestaande organisatie. Men tracht te verbeteren.
Bij double loop learning brengt de organisatie veranderingen tot stand die een wijziging inhouden van het organisatiemodel dat voor de verandering bestond. Er is hier sprake van vernieuwen.
Gebruik makend van de hersenmetafoor verdiept Morgan zich in twee vragen:
- Hoe komt het dat zoveel organisaties star en bureaucratisch zijn of worden?
- Hoe komt men tot meer flexibele en open organisaties?
Ter beantwoording van deze vragen past hij enkele essentiële eigenschappen van de hersenen toe op de organisatie, met name het vermogen tot 'double-loop learning' (het proces waarin normen en maatstaven op hun geschikt-heid worden getoetst) en het holografisch vermogen (het vermogen het geheel weer te geven in de delen).
Gebrek aan vermogen tot double-loop learning zou leiden tot starre, bureaucratische organisaties. Belangrijk is dus de techniek van het leren en creativiteit. Flexibiliteit en openheid zullen toenemen door de ontwikkeling van het holo-grafisch vermogen van organisaties, waardoor het geschikte omgevingen zullen worden voor kenniswerkers.
Als we organiseren vanuit het beeld van cultuurverschijnsel
Het woord cultuur is een metafoor van agricultuur: een ontwikkelings-patroon binnen een groep zoals een organisatie. Het is een ontwikkelde vorm van sociale activiteiten, die zijn oorsprong vindt in vele complexe interacties van mensen, situaties, etc. Wat hiervan zichtbaar gemaakt kan worden, bijv. de neiging tot autonomie, individualisme of samenwerking, moet altijd worden gezien als een abstractie van de buitenkant. De ervaring binnen de cultuur is hier niet synoniem mee. Ons begrip van onze cultuur is gewoonlijk veel gefragmenteerder en oppervlakkiger dan de realiteit. De outsider is noodzakelijk om de gewoonten duidelijk te maken en daarvoor is de metafoor te gebruiken.
De cultuurmetafoor laat ons zien hoe we met normen en waarden kunnen omgaan. Hij behandelt de dieper liggende realiteit, bijvoorbeeld een vriendelijke chaotische omgeving stimuleert creativiteit, terwijl de strakke, opgeruimde omgeving buraucratie aangeeft.
Organisaties worden gezien als sociale constructies. De cultuur wordt beschouwd als het resultaat van ideeën en waarden. Belangrijk zijn natuurlijk de gedeelde menselijke waarden. De culturele metafoor vestigt de aandacht op de betekenis van de zichtbare normen en gewoonten. Deze betekenis leidt immers tot een gedeeld begrip en zal de perceptie bepalen.
Als we dit voorstellen als een boom (zichtbaar) en het wortelstelsel (onzichtbaar), kunnen bijvoorbeeld de volgende aspecten in kaart worden gebracht;
zichtbaar | onzichtbaar |
orde en stabiliteit materie realiseren van doelen wedijveren problemen planning werkdruk procedures efficiency |
chaos en flux energie bewust worden samenwerken oorzaken medewerking inzet/motivatie uitvoering effectiviteit |