Er was eens een dierentuin
Deze dierentuin had allerlei dieren zoals een dierentuin betaamt. Op een dag besloot de directie dat ze groter wilden groeien, zo groot dat ze in diverse tuinen allerlei verschillende dieren konden laten zien aan het publiek.
Zo bedacht zo gedaan en voortvarend ging de directie aan de gang. Naast gespecialiseerde tuinen, zoals vogelparken, werden zelfs safariparken opgenomen in de steeds maar uitdijende organisatie. De verschillende tuinen en specialiteiten voorzagen in allerlei verschillende mogelijkheden, als je ze allemaal bezocht had hoefde je echt niet meer op een echte safari of ontdekkingstocht, nee alles kon je in de parken en tuinen aanschouwen, bijzonder was dat ook een aantal dieren in een op schaal nagemaakte omgeving in hun natuurlijke habitat konden worden gezien.
Uiteraard was er naarmate de tuinen coöperatie groeide, steeds meer behoefte aan een overkoepelende organisatie om te coördineren, aan te sturen en de dierentuinen te vertellen hoe ze hun dierentuin moesten leiden.
En zo groeide ook de koepel, immers diverse activiteiten konden voortaan centraal geregeld worden, zaken zoals inkoop van voedsel, kaartverkoop, en zelf kun je natuurlijk ook nog wel wat gemeenschappelijke zaken bedenken. En natuurlijk verhoogde dat de efficiency, of zo werd in ieder geval verondersteld.
Om de gemeenschappelijke factor nog sterker te maken besloot de organisatie een duidelijk herkenningsteken te bedenken, zoiets wat bedrijven een 'logo'noemen. Omdat het toch alles met dieren te maken had, werd gekozen voor een vitale, levenslustige, uit de bron springende vis, die ook wel op een dolfijn lijkt.
Nu stond niets meer in de weg om de verschillende tuinen en parken te voorzien van een uniforme tuinstijl, bezoekers wisten dan tenminste bij welke organisatie men op bezoek was. Toen er wat opmerkingen werden gemaakt over het feit dat de bezoekers niet voor de organisatie kwamen maar met een speciaal doel, bijvoorbeeld Afrikaanse dieren, werd gewezen op de kracht van een beeldmerk en uniforme stijl zoals bij een MacDonalds. Toen daar dan weer over gezegd werd dat die overal hetzelfde was, werd gewezen op de herkenbaarheid van de organisatie. Zo bekeken leek het een vicieuze cirkel, een dans van de vos zouden indianen zeggen, immers de vos vindt zijn staart zo mooi dat hij er steeds achteraan zit. (weg van de wolf)
Veel discussie was er vervolgens niet omdat alle dierentuin en parkbeheerders het druk genoeg hadden om de bezoekers een interessant en leerzaam bezoek te garanderen. In analogie met de 'dans van de vos' werd vervolgens een carrousel opgetuigd en om de zoveel draaiingen, sprong er een nieuwe parkbeheerder in een tuin. Aangezien ze niet altijd goed terecht kwamen, werd besloten om het inmiddels aangebroken winterseizoen op te gaan vrolijken met een lied. En onder een gezamenlijk gezang van 'alle neuzen dezelfde richting uit' werden de verschillende tuinen en parken opnieuw geordend. Het refrein van dit lied was 'synergie een som meer dan een optelling van de delen', mogelijk doelend op een soort virtuele dierentuinorganisatie.
Ondanks de zorgvuldig doordachte herschikking werden er, niet menselijks is ons vreemd, wat foutjes gemaakt. Niet alle tuinen pasten in het vooraf bedachte schema en dat betekende voor sommige een wat scheve neus.
Het resultaat was toch dat alle dierentuinen duidelijk van dezelfde organisatie waren en bezoekers niet altijd precies wisten wat nu wat was en wat waar te zien was, alleen wel dat ze bij die vitale dolfijn waren geweest. Niet alle tuinen kregen nog veel bezoekers, maar gezamenlijk was het de grootste dierentuin in het land.
Bij enkele tuinen liep het bezoekersaantal nogal sterk terug en omdat een 'groene'graal, inderdaad een graal bleek te zijn m.a.w. niet bereikbaar en men wilde leren van de fouten werden hier en daar wijzigingen doorgevoerd, maar Leitmotiv was toch uniformiteit. De bezoeker moest zich immers in de organisatie thuis voelen, het herkennen. Aangevoerde bedenkingen van dierentuinpersoneel over de specificieke betekenis, aard en karakter van verschillende pluimage bleken niet relevant.
Toch bleek dat bij een paar tuinen, laten we maar zeggen de wat gespecialiseerde tuinen, bezoekersaantallen ernstig terug liepen. Nu zou je kunnen denken dat je dan op bezoek gaat bij het personeel om eens te kijken wat er schort , maar dat leek echt niet nodig. Er was al een duidelijk idee over de 'nieuwe bezoeker' en hoe die de eigen 'tuin construeerde', dus kon daar op worden ingespeeld, want marketing leert ons dat het altijd verkoopt als je er nieuw op zet, eventueel met X % extra.
Vanwege het grote aantal tuinen en parken was de overkoepelende organisatie ook flink gegroeid en daar was natuurlijk heel wat know-how aanwezig en tijd om van alles te bedenken. Daar werd zelfs een uitdaging gevoeld en men wist al meteen wat er moest gebeuren om het helemaal goed te krijgen. Objectieve raadgevers, die werkzaam waren aan de rand van de dierentuinwereld werden gevraagd en zij spraken met het personeel uit de tuinen. Zo werden zij geschikt, ongeschikt of met groeipotentie geoormerkt en zoals altijd probeerden de aapjes weer de maan uit het water te halen, toen ze die daar vanuit de bomen in zagen liggen.
Tevens werd een herschikking gemaakt en leek iets van de vroeger zo gebruikelijke ordening terug te komen. Niet alle tuinen pasten in het wederom voorbedachte schema en daarom werden wat dieren die overbleven bij elkaar gezet. Zo vonden een paar luipaarden (met als specialisme de thompson gazelle) zich samen met een groep leeuwen , die hun vanuit hun generalistische aanpak wel lustten). Dan waren er nog een paar olifanten (van Aziatische en Afrikaanse oorsprong, wel allemaal vegetariër) en wat ijsberen (de poolkap heeft niet meer zoveel ruimte, dus dat is voor hun eigen bestwil).
Na zich over het hoofd gekrabd hebbende en diep te hebben nagedacht werd besloten om die samen in een nieuwe dierentuin te stoppen. Zo gezegd zo gedaan, maar hoe pak je zoiets aan ?
Eigenlijk bleek dat heel eenvoudig want een oude wijsheid (van de synergetische neuzen) was hier natuurlijk ook van toepassing. Dus startte men met een onderzoek naar de gemeenschappelijkheid van deze dieren. En tja, je weet dieren hebben meer overeenkomsten dan verschillen, hoewel juist de verschillen soms het verschil uitmaken.
En zo sprak een olifant de wijze woorden tot de ijsbeer: het zijn altijd apen die denken dat de vinger die naar de maan wijst de maan is. Ze vergeten dat er altijd drie vingers naar hunzelf wijzen.
En blies
meer over synergie weten ?